In 1346 deed in Europa al het gerucht de ronde over een verschrikkelijke plaag die in China was ontstaan en die over India en Perzië, Mesopotamië, Syrië, Egypte en heet Klein-Azië was verspreid. Volgens die geruchten was India ontvolkt en waren grote gebieden bedekt door lijken. Toch voelden de mensen zich in Europa niet bedreigd. Ze hadden geen idee van het bestaan van besmettelijke ziekten. Misschien voelden ze wel opluchting. Want hoewel er rond die tijd een levendige handel bestond tussen Europa en het Midden- en Verre Oosten, leefde er tegelijkertijd angst voor de woeste veroveringsdrift van de Mongolen uit het verre China. Of Tartaren, zoals ze in Europa meestal genoemd werden. Opdracht 1
Bitter is dan ook het verhaal over de bewoners van het havenstadje Kaffa aan de Zwarte Zee. De stad werd in de herfst van 1347 wekenlang door de Tartaren belegerd en leek reddeloos verloren. Maar op een goede morgen zagen de bewoners van Kaffa tot hun verbazing dat het Tartaarse kamp werd opgebroken. Men viel elkaar om de hals en riep: 'God heeft een wonder laten gebeuren!' Natuurlijk gingen de bevrijde inwoners een kijkje nemen in het verlaten vijandelijke kamp.
En daarmee bezegelden ze hun eigen vreselijke lot. Want ze troffen honderden onbegraven doden aan, die een verschrikkelijke stank verspreidden.Niemand raakte de doden aan, maar de pest deed toch zijn werk. Diezelfde dag al kregen inwoners van Kaffa de eerste verschijnselen: gezwellen in hun oksels en liezen. De dodelijk geschrokken inwoners van Kaffa kropen weg in hun huizen. Als ze geld hadden vluchtten ze, met de pest op hun hielen. Dat kon over land, maar ook over zee. Italiaanse kooplieden uit Genua hadden in Kaffa een handelspost en in de haven lagen altijd veel schepen. Zo kon het gebeuren dat in oktober 1347 een Genuees schip uit Kaffa binnendreef in de haven van Messina op Sicilië, met vrijwel uitsluitend lijken aan boord. Zo drong de pest Europa binnen.
|