Maar de arme mensen konden deze goederen niet betalen. Alleen de rijke kasteelheren en bestuurslieden hadden daar geld voor. In de winter lag zelfs de hele handel stil. De kooplieden trokken dan met hun handelswaar naar een veilige plaats. Dicht bij een kasteel was het redelijk veilig.
Vanaf de negende eeuw kwamen er steeds meer mensen in Nederland. Daardoor werd er ook meer gehandeld en kwam er dus ook meer verkeer. De handelaars moesten immers ook van de ene plaats naar de andere komen. De oude 'schuilplaatsen' voor handelaars groeiden uit tot echte steden.
Andere steden ontstonden door een gunstige ligging: Een hogere plaats langs een rivier, vlakbij de zee, of bij een kruising van handelswegen. Ook in de buurt van een kasteel, klooster of kerk werd gebouwd.
|