Als je dit leest lijkt het net alsof het leuk is om Monnik of non te zijn, maar er waren ook minder leuke dingen. Monniken en nonnen mochten geen vlees eten en op sommige tijden mochten ze niet met elkaar praten. Nonnen en monniken moesten al hun bezittingen weggeven om in het klooster te kunnen wonen. Ze mochten niet trouwen en moesten leven volgens de strenge regels van de Kerk. Monniken bouwden zelf hun klooster en hun kerk. Daarbij werden ze geholpen door de boeren.
Vrouwen die werken voor de Kerk worden nonnen genoemd. De nonnen hielden zich vooral bezig met het verzorgen van zieken en het bidden. Mensen die ziek waren lagen in het hospitium (ziekenzaal). Het was er altijd vol. Soms moesten 2 of 3 zieken met elkaar 1 bed delen! De nonnen en broeders gaven dan zelfgemaakte kruidendrankjes die de zieke weer beter moesten maken. Hierboven zie je 4 goede werken die nonnen deden: van links naar rechts: invalide mensen helpen, kleding uitdelen, gevangenen bezoeken, zieke mensen helpen. Monniken leerden de boeren ook hoe ze het land beter konden bewerken. De monniken veranderden bossen in landbouwgrond. Zo hoor je bijvoorbeeld in de naam "Schiermonnikoog"dat deze plaats is gemaakt door "schiere"= grijze monniken. In Groningen en Friesland hebben de monniken veel landbouwgrond gemaakt van wat eerst zee was. Andere monniken timmerden meubels of waren metselaar. Ook in de bakkerij en de bierbrouwerij werkten monniken.
|