Kasteelleven

Dagelijks leven

In een kasteel woonden mensen veilig. Vijanden konden er moeilijk binnenkomen.

Maar het was geen prettige woning. In de vensters zat geen glas. Bij slecht weer moesten de luiken dicht. Het was dan donker, vochtig en koud in het kasteel. Alleen in de grote zaal en in de keuken brandde een vuur. Om het warmer te hebben, strooiden de mensen stro op de vloer. Aan de wanden hingen zij tapijten.

’s Avonds na het werk was er niet veel te doen. De mensen gingen slapen als het donker werd. Alleen de kasteelheer en zijn vrouw sliepen in een bed. De andere bewoners sliepen op de grond, wat hard en koud was. Ook hadden ze veel last van vlooien en luizen.

Af en toe kwam er een minstreel op bezoek. Hij kwam de kasteelbewoners vermaken. Zij kwamen dan ’s avonds naar de grote zaal om te luisteren naar zijn verhalen en liedjes. Soms deed hij goocheltrucs en andere kunsten. De minstreel vertelde ook nieuws door. Na een paar dagen ging hij weer verder, op weg naar een ander kasteel.

Er werkte nog meer personeel in het kasteel: timmerlui en metselaars. Zij onderhielden de muren en daken. Smeden zorgden voor de paarden, wagens en het wapentuig. Een schrijver hield rekeningen bij. Een wasvrouw en naaister hadden hun eigen take

KASTDORP
Binnen_de_stadswallen1_jpg-1
Muziekgroepje_jpg-1
Borduren_jpg-1
Dienstmeisje_jpg-1
[De Middeleeuwen] [Intro] [2. Het kasteel] [Wat is een kasteel?] [Ontstaan] [Donjon] [Waar bouwen] [Bewoners] [Vrije tijd] [Kasteelheer] [Kasteelleven] [De rentmeester] [Oorlog] [Verdediging] [Middeleeuwse samenleving] [2.13] [3.  De boeren] [4. Het klooster] [5. De vikingen] [6. De pest] [7. De stad] [8. De kruistochten]